Voor een optimale doorstroming moet het oppervlak van de kanalen niet spiegelglad zijn, er moet een kleine ruwheid inzitten (hierbij moet je denken aan het resultaat van grof schuurpapier).

De theorie die hier achter zit heeft alles te maken met grenslagen: als lucht langs een oppervlak stroomt zal het, net als vloeistoffen dat zouden doen, aan het oppervlak 'plakken' en daar afremmen. Als er een beetje ruwheid aan het oppervlak zit wordt deze grenslaag (trage, plakkende luchtlaag) juist geactiveerd (lees: in werveling gebracht) waardoor de weerstand juist lager is dan bij gladde oppervlakken.

Voorbeelden hiervan zijn veel te vinden: denk aan een golfbal met putjes, een vliegtuigvleugel met allerlei kammetjes erop (vortex generators) of zelfs: een haai met een ruwe huid.

__________________