Pierburg carburateurs en de Golf 2
De Pierburg 2E2 en 2E3 carburateurs zijn geleverd vanaf de introductie van de MK. 2 in modeljaar 1984.
De volgende uitvoeringen zijn te onderscheiden:
- 2E2, geleverd op zowel de 1.6 (RF, EZ) als de 1.8 (GU, RH)
- 2E3, geleverd op de 1.3 (HK, MH, 2G)
- 2EE, geleverd op de 1.6 (PN)
Het werkingsprincipe betreffende mengselbereiding van de Pierburg 2E carburateur is niet anders dan andere carburateurs. Het zijn de systemen die aan de Pierburg 2E zijn toegevoegd die vaak voor de problemen zorgen.
Systemen op de Pierburg carburateurs
De Pierburg is dus voorzien van meerdere systemen, en wel om de volgende redenen:
- Brandstofverbruik was al (soort van een) issue. Er is een systeem toegevoegd wat ervoor zorgt dat de brandstoftoevoer naar de motor smoort tijdens het decelereren.
- Uitlaatgasemissie moest ook worden aan banden worden gelet (joh, met een max. CO van 4%?). Daarom is de carburateur uitgerust met een installatie die de mengselbereiding zo efficiënt mogelijk regelt tijdens alle bedrijfsomstandigheden.
Spreken we over de componenten van deze systemen, dan spreken we over het volgende:
- Regelklep voor stationair toerental en decelereren.
- Thermotijdklep
- Warmloopinrichting met wasthermostaat
- Drie/viertrapsonderdrukdoos voor stationair toerentalverstelling
- Automatische choke met bimetaalveer
Functies
We beïnvloeden de toestand van het brandstofmengsel…
- Door het smoren van de luchttoevoer en het vergroten van het vacuüm (dus verhoudingsgewijs meer brandstof)
Dit wordt bereikt door de automatische choke
Doel: Goede koude start
We beïnvloeden de stand van de gasklep…
- Door het verder open zetten van de gasklep tijdens opwarmen van de motor
- om het brandstofverbruik te drukken door de brandstoftoevoer af te sluiten tijdens ‘gas los/afremmen op de motor’.
dit wordt bereikt door het verstellen van de drie/vierpuntsvacuumdoos
Doel: goed oppakken van de motor, deceleratie zonder bokken, brandstofverbruik terugdringen.
We beïnvloeden het motortoerental..
- door middel van de warmloopinrichting
dit wordt bereikt door de wasthermostaat
Doel: motor mooi rond, regelmatig laten lopen.
Overzicht componenten
Werkingsprincipe
Hier wordt de werking van de systemen op de carburateur in de diverse bedrijfsomstandigheden verklaard. In de afbeeldingen wordt met kleuren gewerkt om brandstof, onderdruk en lucht onder atmosferische druk te illustreren.
Geel: brandstof
Groen: brandstofmengsel
Lichtblauw: vacuüm
Donkerblauw: lucht onder atmosferische druk
Rood (pijlen): geeft een beweging aan.
Koude start
Bij de koude start wordt de
chokeklep gesloten door de bimetalen veer in het chokehuis. De
thermo-tijdklep is geopend en belucht de
drietrapsonderdrukdoos. De veer drukt het
membraan met
membraanstang geheel naar links.
Dit is de startstand en zorgt ervoor dat de gasklep geopend is.
Bij het starten ontstaat een onderdruk onder de
chokeklep. Als gevolg van deze onderdruk wordt in de eerste trap brandstof aangezogen.
Tegelijkertijd worden de automatische choke, de
bypassverwarming en de
thermo-tijdklep voorzien van spanning. Zij beschikken allemaal over een verwarmingselement.
Koude stationairloop
Na het aanslaan breekt de fase ‘koud stationair lopen’ aan. Daarbij gebeuren de volgende zaken:
1. De motor heeft meer lucht nodig. De pulldown-unit trekt (gestuurd door het motorvacuüm) de
chokeklep iets verder open.
2. De
thermo-tijdklep warmt op en sluit (al snel na het starten). Hierdoor is de
drietrapsonderdrukdoos niet meer belucht. Er wordt gebruik gemaakt van het vacuüm onder de gasklep om het
membraan in de onderdrukdoos naar rechts (tegen de aanslag) te trekken. De gasklep wordt hierdoor niet meer in de positie ‘starten’ gedrukt’.
3. De verstelling van de gasklep berust nu nog uitsluitend op de warmdraai-inrichting.
De carburateur is voorzien van een warmloopinrichting, waarbij het motortoerental verhoogd wordt door middel van de
thermostaat,
warmloophefboom en
bedieningshefboom 1e trap.
Koelvloeistof stroomt door de
thermostaat, waardoor deze als gevolg van de toenemende temperatuur uitzet en via de
bedieningspen de
warmloophefboom verdraait. De
bedieningshefboom voor 1e trap is verbonden met de as waar de gasklep aan zit, en rust op de
warmdraaihefboom. Hoe hoger de koelvloeistoftemperatuur, hoe verder de
warmdraaihefboom wordt bediend, en hoe verder de gasklep sluit.
Elke keer dat het gaspedaal wordt losgelaten zal de
bedieningshefboom voor 1e trap zich herpositioneren op de
warmloophefboom, totdat het pennetje op de bedieningshefboom in de uitsparing van de warmloophefboom valt. De warmloopperiode is dan afgelopen.
Stationairloop op bedrijfstemperatuur
Na de warmloopperiode ligt de
stelschroef voor koud stationair toerental tegen de
membraanstang. De
thermo-tijdklep is gesloten. Omdat het stationair toerental onder 1200/min ligt, is de
regelklep voor stationair toerental en decelereren met massa verbonden. Daardoor is deze klep geopend.
Doordat de
regelklep voor stationair toerental en decelereren geopend is staat het
regelventiel voor stationair draaien in verbinding met de buitenlucht. Het membraan wordt naar rechts getrokken door middel van het vacuüm onder de gasklep. Wanneer de
membraanstang naar rechts beweegt, raakt deze de klep in het
regelventiel, waardoor er lucht in de
membraankamer stroomt.
Er ontstaat nu een evenwichtssituatie waarbij de buitenlucht in samenwerking met de
drukveer in de
membraankamer tegen het vacuüm in de
membraankamer werkt. Beweegt het membraan (en daarmee de membraanstang) naar links, dan wordt de aansluiting met de buitenlucht afgesloten doordat de klep sluit.
Het stationair toerental wordt dus geregeld op basis van het motorvacuüm en de buitenluchtdruk.
Decelereren
Bij toerentallen boven 1200/min wordt de massaverbinding van de
regelklep voor stationair toerental en decelereren verbroken. Hierdoor wordt de
membraankamer van de
drietrapsonderdrukdoos niet meer belucht. Als het gas wordt losgelaten dan stijgt de onderdruk onder de gasklep. De
membraanstang wordt hierdoor volledig naar rechts getrokken, waardoor de gasklep geheel sluit.
Daalt het toerental tot onder 1200/min, dan wordt de massaverbinding van de
regelklep voor stationair toerental en decelereren weer hersteld. De
membraankamer wordt weer belucht waardoor de
membraanstang weer in de stand ‘stationair’ wordt gepositioneerd.